door Arjen Westra in Marsabit
Voor 3,5 miljoen Kenianen dreigt hongersnood door voortdurende droogte. Honderdduizenden dieren en tientallen mensen zijn al omgekomen. “Dit zagen we al maanden aankomen. Maar onze regering kiest wederom voor een noodoplossing.“
Langs de weg van Marsabit in het uitgestrekte gortdroge noorden van Kenia, zit Adhi Abduba. Ze heeft water gehaald bij de bron en wacht al dagen op transport naar haar dorp Turbi, dat 95 kilometer verderop ligt. Weet ze haar dorp te bereiken, dan begint de dag erna het hele proces weer opnieuw: transport vinden, reizen, naar de waterput lopen en wachten op transport terug. De afgelopen vijf regenseizoenen viel nauwelijks regen in het noordoosten van Kenia en de buurlanden. Gevolg: honderdduizenden dieren stierven door uitputting en veel Kenianen krijgen op dit moment hulp. En steeds meer mensen moeten ver van hun woonplaats een oplossing vinden voor het watertekort.
In Turbi komt daar nog een probleem bij: zes maanden geleden is bijna al het vee gestolen door de naburige Borana-stam. Daarbij werden tientallen bewoners afgeslacht. Vee is van levensbelang want het levert vlees, bloed en melk, het hoofdvoedsel. Inmiddels hebben ook de mensen die nog wel vee hebben een probleem. “Het vlees van de beesten is niet eetbaar. Koeien en geiten geven door uitdroging geen melk. We krijgen bonen en maïs, maar om die klaar te maken hebben we water nodig“, legt Gutu Guyo uit met haar kind op schoot
.Het waterreservoir van Turbi is opgedroogd. Op het schoolplein wordt nu water uitgedeeld dat is gebracht door een tankwagen. Vrouwen met felgekleurde sluiers staan er met hun gele jerrycans in de rij. “Er is 6000 liter voor 3500 mensen. Toch wat krap“, geeft ook dorpsoudste Tura Mamo toe, die toeziet op de distributie. “Maar er is een nieuwe tankwagen onderweg. We weten alleen niet wanneer die zal arriveren.“ Kenia heeft ieder jaar periodes met droogte. Het land is naar Afrikaanse begrippen goed georganiseerd en heeft zelfs plannen klaar liggen om honger te voorkomen. Maar naar blijkt heeft de regering niet op waarschuwingen uit de regio’s gereageerd.
“Iedere vier tot vijf jaar hebben we hier te maken met extreem droge omstandigheden. Daar kunnen we ons op voorbereiden, maar de regering reageert steeds met noodhulp. We hebben een lange termijnstrategie nodig om noodsituaties te voorkomen“, kritiseert directeur Chucha van de ontwikkelingsorganisatie PISP. “De getroffen groepen zijn vooral nomaden die weinig invloed hebben op het beleid.“ Ook de slechte wegen en aanwezigheid van bandieten noemt Chucha als redenen dat politiek, media en zelfs ontwikkelingsorganisaties zijn noordelijke regio vaak negeren. Pas toen beelden van stervende kamelen op televisie verschenen, verklaarde president Mwai Kibaki de droogte tot een nationale ramp.
De mannen van Turbi voeren de kuddes weg op zoek naar water en voedsel. Bij de waterbron Burgado op drie dagen lopen, staat Jirm Molu met de vijftig schapen en geiten die de tocht door de woestijn overleefden. Tussen de kadavers zegt Molu: “Ik had 200 geiten en schapen. De rest ben ik onderweg verloren. Nu sterven de dieren, maar als de regens in maart en april weer uitblijven, verwacht ik het ergste, dan zullen meer mensen sterven.