Kenia en Somalië geteisterd door ergste regens in tien jaar
door Arjen Westra in Dadaab
Zware regenval en overstromingen veroorzaken rampspoed in vluchtelingenkampen in Noordoost Kenia. Meer dan 100.000 Somalische vluchtelingen hebben hun huis moeten verlaten en voor nieuwe gearriveerde vluchtelingen is niet direct opvang.
‘Stop, we kunnen niet doorgaan!’ De vrouwelijke hulpverlener van Artsen Zonder Grenzen kijkt haar collega van Unicef aan, haar lange haren kletsnat op haar gezicht geplakt, terwijl de vluchtelingen in de almaar harder stromende regen beginnen te schreeuwen. Pollitieagenten houden de mensenmenigte met zwepen op afstand. Andere hulpverleners vluchten de auto in. Dozen BP5 extra voedzame biscuits liggen in de achterbak en machteloze vluchtelingen schreeuwen in het Somalisch en gebroken Engels. ‘Jullie mogen niet vertrekken’. Er wordt op de auto geslagen als die langzaam in beweging komt.
In de stromende regen rijden de hulpverleners weg, de Somalische vluchtelingen beteuterd achterlatend in de modder. ‘We delen normaal gesproken iedere vijftien dagen voedsel uit, maar we dat hebben de distributie nu al twee dagen moeten uitstellen’, zegt Chris Earny van UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. We brengen een bezoek aan vluchtelingenkamp Ifo bij Dadaab. Tienduizenden mensen zijn de afgelopen dagen dakloos geworden door hevige regenval. De afgelopen weken zijn ook nog eens tienduizenden vluchtelingen gearriveerd uit het naburige Somalië, bang voor oorlog in eigen land en op de vlucht voor de Unie van Islamitische Rechtbanken, de mahakim, die in delen van het land de sharia heeft ingevoerd.
Na een lange tocht, wachten in Kenia de veiligheid en de enorme overstromingen. Wat normaal gesproken de korte regens zouden zijn, is uitgedraaid op een regelrechte ramp voor de vluchtelingenopvang in Noordoost Kenia. Grote gebieden van Kenia en Somalië zijn veranderd in watervlaktes. Overvloedige regenval, buiten de oevers getreden rivieren en gebroken dammen zijn de oorzaken.
Overstromingen zijn een jaarlijks terugkerend verschijnsel in dit gebied, maar het is lang geleden dat de regens zo erg waren. De lokale bevolking spreekt over een tweede El Nino. Hulpverleners hebben het over killer floods. Alleen al aan de Keniaanse kust zijn de afgelopen paar dagen meer dan 60.000 mensen dakloos geworden en in Somalië zijn bijna één miljoen mensen getroffen. In Dadaab ondervinden 100.000 mensen de vochtige consequenties.
De wind heeft vrij spel. Onder constructies van takken en doeken zitten mensen, volwassenen, kinderen van misschien één, twee jaar oud. ‘Dat zijn de new arrivals’, zegt mijn zichtbaar vermoeide gids Chris Earny zakelijk. Hij doelt op de tienduizenden Somaliërs die de afgelopen dagen zijn aangekomen. Ze komen hier in een gebied dat sinds 1997 niet zo’n erge regenval heeft gehad. Een weg terug is geen optie.
Een paar kilometer verderop, twintig minuten rijden door water van soms wel een meter diep, ligt het dorpje Dadaab. Moeder Habiba Abdulah Mohammed heeft er al sinds twee jaar een kiosk, een soort lokale supermarkt in het centrum aan de ondergelopen hoofdstraat. Met haar negen kinderen probeert ze een leven op te bouwen dat onmogelijk is in Somalië. Overdag is ze in de winkel en ’s avonds ‘thuis’ in het kamp. Ze maakt deel uit van de kleinste bevolkingsgroep in Somalië de Asharaf-stam. `Onze droom is om naar Amerika te gaan. Inshallah’, zegt ze terwijl ze me een stoel aanbiedt. ‘Kom ik niet in gevaar als ik me u praat?’, vraagt ze. Ze is niet ontevreden met de instroom aan vluchtelingen: ze verkoopt meer van alles.
De vluchtelingen zorgen voor een bloeiende economie. Dadaab was vroeger niets meer dan halfwoestijn, terwijl nu een nederzetting is met 3000 inwoners drukke straten en zelfs een boarding school en een levendige handel: ezelkarren en vrachtwagens rijden af en aan en je kunt er zelfs mobiel bellen. Het plaatsje is ontstaan door de oorlog in Somalië waardoor in 1991 tienduizenden mensen naar Kenia vluchtten.
Ook andere lokale ondernemers zeggen dat ze niets te klagen hebben: ‘Gemiddeld verkoop ik twee keer zoveel miraa dan voor de grote groep vluchtelingen kwam’, zegt ondernemer Herera. Ze heeft een theehuisje: een constructie van takken en plastic zakken waar ze iedere ochtend thee met melk en chowpatti, een soort pannekoeken serveert als ontbijt. Op de grond in het schemerdonker liggen rieten matten. ‘Als de aanvoer slecht is, gebruik ik kamelenmelk van de lokale bevolking. Anders pakjes houdbare melk.’
Voor lunch en diner heeft ze geen klanten, daarom is het zo rustig. Alleen aan het einde van de dag staat miraa of qat op het menu: een verdovend middel dat in Somalië verboden is maar in Kenia vrij gebruikt kan worden. Het wordt dagelijks vers aangevoerd vanuit de Keniaanse centrum van de miraa-teelt Meru. ‘Vandaag is de miraa nog niet gekomen. Door de overstromingen zijn de wegen bijna onbegaanbaar.’
Verderop in de straat, in een hokje van twee bij drie meter, houdt een Stichting die zich bezighoudt met de ‘bewustwording van lokale bevolking’ kantoor. ‘De hoeveelheid brandhout raakt op en ze laten hun afval slingeren, doordat iedereen maar brandhout kapt, verandert het gebied in een halfwoestijn’, zegt voorzitter Ahmed Hassan, ‘Één van de redenen dat het water hier vrij spel heeft is de ontbossing’, zegt hij, zichtbaar geïrriteerd. ‘Ik kan mensen geen ongelijk geven. De vluchtelingen moeten ook hun potje koken. De dijken langs de rivier de Tana zijn ook nog eens gebroken waardoor grote hoeveelheden water vrij spel hebben. De regering zou hier al drie jaar geleden iets aan doen.’
De hulporganisatie Care deelt pakketjes met brandhout uit aan de vluchtelingen en binnen de kampen heeft de Verenigde Naties boomkwekerijen voor herbeplantingsprogramma’s.
Nog donkerder wolken pakken zich samen aan de horizon. Hulpverleners komen aanrijden in een colonne van smetteloos witte VN-voertuigen. Op de radio krijgen we krakende berichten door van vastgeraakte auto’s, kilometers hier vandaan. ‘Dat betekent ellende’, zegt Chris. Er worden geen problemen gemeld met UNHCR-voertuigen. We passeren grote groepen kinderen die met een van plastic zakken gemaakte bal ravotten in de enorme plassen modderwater.
Volgens persbureau Reuters zijn de afgelopen weken zijn 80.000 Somaliers op de vlucht geslagen voor de dreigende oorlog in hun land. Ze hebben geen vertrouwen in de nieuwe regering van het Unie van Islamitische Rechtbanken en zijn bang voor een totale oorlog. Daarnaast zijn nog eens bijna één miljoen Somaliërs op de vlucht voor het water. In Kenia denken ze een veilig heenkomen te vinden. Aangekomen in Kenia wordt hun geduld nog meer op de proef gesteld: niet iedereen kan zomaar toegelaten worden. De wachttijd loopt op tot een half jaar. De UNHCR is inmiddels met gecharterde vliegtuigen begonnen voedsel en hulpgoederen naar Kenia en Somalië te vliegen.